Nieuwe coalities duurzaam platteland stuiten op oude werkelijkheid

Nieuws

Steeds vaker ontstaan er op het platteland nieuwe initiatieven om de leefomgeving economisch, maatschappelijk en ecologisch duurzaam te houden of maken. Deze initiatieven, in soms onverwachte coalities, stuiten echter vaak op de werkelijkheid van ‘oude’ belangen, regels en bestuurscultuur. 

Als de overheid de aanwezige energie in het platteland wil stimuleren en ondersteunen, is er allereerst meer flexibiliteit en experimenteerruimte nodig in wet- en regelgeving voor de leefomgeving. Daarnaast is een overheid nodig die actief meedenkt, meewerkt en creatief naar oplossingen zoekt. Een actieve rol voor overheden is bijvoorbeeld die van gebiedsmakelaar. Overheden ondersteunen dan initiatiefnemers die op zoek zijn naar partners om een coalitie tot stand te brengen.

Dit concludeert het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving) in het vandaag verschenen rapport, ‘Leren van het energieke platteland - Lokale en regionale coalities voor duurzame plattelandsontwikkeling’, dat gisteren aan staatssecretaris Dijksma is aangeboden.

Het PBL onderzocht 32 van deze coalities. Het rapport schetst een beeld van het platteland in beweging. Een coöperatieve vereniging die zes windmolens beheert, goed voor stroom voor een kleine 2000 huishoudens. Een streekraad met al 300 projecten op zijn naam om agrarisch landschap en natuur te versterken. Een ondernemer die zijn agrarisch bedrijf omvormt tot paardendorp. Vijf boeren die willen samenwerken om ecologisch én economisch verantwoord te ondernemen. Een agrarische natuurvereniging in het Groene Hart die wandel- en fietspaden op landbouwbedrijven aanlegt. Of het er nu om gaat te zorgen dat er ook in de toekomst een boterham te verdienen valt, natuurlijke hulpbronnen duurzaam te gebruiken of dat het platteland een prettige plaats kan blijven om te wonen, werken en recreëren: op veel plekken vinden bedrijven, burgers en organisaties elkaar bij het zoeken naar oplossingen en uitvoeren van plannen.

De onderzoekers analyseerden ook de knelpunten die deze samenwerkingsverbanden tegenkomen. Deze knelpunten kunnen variëren van moeizame procedures tot financiële obstakels. Overheden blijken nog niet altijd in staat in te spelen op nieuwe initiatieven. Bij vergunningsaanvragen bijvoorbeeld blijken regels te rigide (een plafond is 1 centimeter te laag om een boerderij te verbouwen tot kookstudio) of ambtenaren stellen zich terughoudend op bij nieuwe initiatieven en innovaties. Soms ook kunnen gemeenten simpelweg geen beslissing nemen omdat ze van provincie of rijk te weinig ruimte krijgen, bijvoorbeeld om een dorpswindmolen te bouwen. Door vaker een makelaarsrol te vervullen zouden overheden juist veel kunnen betekenen voor initiatieven, om zo partijen in een coalitie bij elkaar te brengen.

De drempels om financiering voor initiatieven rond te krijgen zijn, zeker in de huidige tijd, hoog. Andere coalities, die innovatieve producten aanbieden zoals  zonne-energie, zorgverlening of streekproducten, zouden in ieder geval baat hebben bij een gelijk(blijvend) speelveld in vergelijking met traditionele producenten.

Het succes van de nieuwe samenwerkingsverbanden hangt niet alleen af van de steun of medewerking van overheden. Veel winst is ook te behalen met goede onderlinge samenwerking, afstemmen van belangen en investeren in onderhouden van goede contacten met de omgeving.