De Europeanisering van de Nederlandse ruimtelijke ordening

Nieuws

Vrijwel het hele Nederlandse grondgebied wordt gedekt door één of meer Europese beleidskaders, ondanks het gegeven dat de EU formeel geen ruimtelijk beleid heeft. Daarmee is ‘Europa’ van groot belang voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. In combinatie met de voortgaande decentralisatie van overheidstaken kan dit problemen opleveren: zijn gemeentes en provincies in staat om de regie te voeren als het beleid voor een belangrijk deel Europees is? En heeft Brussel voldoende zicht op de uitvoeringsproblemen in de lokale ruimtelijke ordening?

Het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving) pleit dan ook voor het vasthouden aan regie op Rijksoverheidsniveau in zijn rapport “Europeanisering van de Nederlandse ruimtelijke ordening”, dat vandaag is gepubliceerd. In mei zijn de hoofdconclusies al verschenen.

In het rapport brengt het PBL, voor zover mogelijk, alle vormen van EU-invloed op de ruimtelijke ordening in kaart. Het EU-beleid varieert van restrictieve regelgeving tot subsidieverstrekking. Veel Europees beleid is waardevol voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Een deel van dit ruimtelijk relevante EU-beleid is zelfs op Nederlands initiatief tot stand gekomen; de Habitatrichtlijn en de Hoogwaterrichtlijn zijn twee prominente voorbeelden. Sectoraal EU-beleid kan echter ook zorgen voor knelpunten, zoals tegenstrijdige doelstellingen binnen één gebied. Het is niet zo dat ‘Brussel’ dit Europese beleid tegen de Nederlandse wil oplegt; wel vergt dit goede afstemming.

De Rijksoverheid heeft ervoor gekozen de regie van ruimtelijke ontwikkelingen over te laten aan de provincies. De koppeling tussen EU-beleid en de ruimtelijke ordening vraagt daarom eveneens, aldus de onderzoekers, om regie op Rijksniveau. Het is immers de Rijksoverheid die verantwoordelijkheid draagt voor de omzetting van Europese richtlijnen en verordeningen in nationale wetgeving en zo de koppeling met de ruimtelijke ordening vormgeeft. Ook wordt de Rijksoverheid door Europa aangesproken op de implementatie van de Europese wet- en regelgeving. En tot slot: de Rijksoverheid is medebeslisser van EU-beleid. Het Rijk kan dus wel taken decentraliseren, maar blijft aanspreekbaar op die terreinen en zal daarom ook actief een (regie)rol moeten blijven vervullen.