Marc Hanou: Welkom. Dit is de zevende aflevering van 26 minuten en 34 seconden de podcast van het Planbureau voor de Leefomgeving. Het is maart 2023. Mijn naam is Marc Hanou en naast me zit Laura Westendorp: Laura Westendorp. Marc Hanou: We gaan vandaag praten met Jolien Groot over flexwonen als oplossing voor het woningtekort. Laura Westendorp: Ja, want hoewel je zou denken dat containerwoningen patsboem neergezet kunnen worden en zo versneld woontekorten kunnen oplossen, blijkt dat in de praktijk niet zo te werken. Welke belemmeringen die het plaatsen van tijdelijke woningen bemoeilijken is onderzocht door Jolien. Daar gaan we het vandaag over hebben. Welkom: Jolien. Marc Hanou: We gaan je even wat dilemma's voorleggen om je beter te leren kennen. Laura Westendorp: Vast of tijdelijk ergens wonen? Jolien Groot: Vast Laura Westendorp: Amsterdam of Den helder als woonplek? Jolien Groot: Amsterdam Laura Westendorp: Provincie of gemeente als plek om de wooncrisis op te lossen? Jolien Groot: De gemeente. Laura Westendorp: Flexwoningen in jouw wijk of een wijk verder? Jolien Groot: Ze staan al in mijn wijk, dus doe maar een wijk verder. Dat lijkt me wel mooi. Laura Westendorp: Containerwoning of tiny house als benaming voor flexwoning? Jolien Groot: Allebei niet perfect, maar als ik dan toch eentje moet kiezen, dan zeg ik: containerwoning. Laura Westendorp: Nou, dank je wel. We lopen het even door. Marc Hanou: Vast of tijdelijk? Je zei vast. Tja, woont niet iedereen altijd tijdelijk? Jolien Groot: Ja, daar heb je wel gelijk in, maar in principe, als iedereen een vaste woning heeft, kan ie zelf kiezen of je daar tijdelijk wil blijven of niet. Laura Westendorp: Ja, want jij hebt zelf een eigen huis, maar het is ook niet voor de eeuwigheid dat je daar woont. Jolien Groot: Nee, ik denk dat dat voor heel veel mensen geldt. Je koopt toch een woning die bij je levensfase past. En ja, je leven verandert dus op het moment dat je heel veel kinderen kriJolien Groott, of het gaat uit je relatie, dan neem je een andere beslissing. Laura Westendorp: Om maar even een paar kleine dingen te noemen. Maar oké, en die wooncrisis, waar moet die opgelost worden? Ja, de provincie of de gemeente. Jolien Groot: De gemeente is eindverantwoordelijk, dus daarom zeg ik de gemeente, maar eigenlijk hebben we allebei die overheidslagen wel nodig om dat fatsoenlijk te aan te pakken. Marc Hanou: Ja, en als je die nu op een rijtje zou zetten, Rijksoverheid, provincie of gemeente, wie is dan het eerst het eerst aanzet, daarna? En wie hoeft eigenlijk het minst te doen? Jolien Groot: Ja, dan zou ik ‘m omkeren: de gemeente, de provincie, de Rijksoverheid. In principe kunnen gemeenten gewoon het beste inschatten waar zij ruimte hebben om uit te breiden of in te breiden. De provincie is er eigenlijk om te zorgen dat dat ook een beetje in ruimtelijke samenhang gebeurt, op een groter niveau, en de Rijksoverheid is er om de grote lijnen uit te werpen. Laura Westendorp: Ja, want je zegt ook: doe die flexwoningen dan maar een wijk verder dan waar je zelf woont. Moeten we dat echt over heel Nederland verdelen, of zijn er plekken waar er meer of minder kunnen komen? Jolien Groot: Dat is een interessante, nee, ik denk niet dat het nuttig is om dat een soort van planmatig helemaal te verdelen met een verdeelsleutel over alle gemeenten in Nederland, want ik denk dat het belangrijk is, dat je kijkt waar de vraag is en hoe je daar zo goed mogelijk bij kan aansluiten. Laura Westendorp: Maar het is ook weer niet iets wat zomaar overal past, hé, die flexwoningen. Jolien Groot: Nee, dat klopt. Misschien wel handig om even uit te leggen we het precies over hebben: flexwoningen. Het zijn vaak kleine woningen die snel kunnen worden neergezet met een tijdelijk oogmerk en daarmee bedoel ik dat echt het idee is dat de woning nou niet voor langer dan zeg pak en beet tien jaar op dezelfde plek blijft staan. Laura Westendorp: Een containerwoning kan een vorm zijn. Je hebt natuurlijk van die schattige huisjes op op wielen: tiny-houses die ook een vorm kunnen zijn. Marc Hanou: Die staan niet altijd op wielen, tiny-houses. Speaker 2: Ja, nee, voor ’t beeld: ‘t kan het kan van alles zijn. Het kan een woonboot zijn. Waarom ik bij allebei de opties die je net noemde, tiny house of containerwoning een beetje denk van het is toch ook niet helemaal is. Ja, de containerwoning is eigenlijk een beetje waar het mee is begonnen. D'r werd op een gegeven moment veel geëxperimenteerd met studentenwoningen, vooral in de omgevingen Amsterdam, Delft zijn voorbeelden te vinden met oké, we kunnen die zeecontainers heel handig ombouwen tot woningen waar de nood echt hoog is. Alleen de kwaliteit was niet zo goed en je ziet eigenlijk dat dat concept flink is doorontwikkeld en dat je nu dus modulair dus in de fabriek in onderdelen woningen kunt bouwen en die kunt stapelen. Dus die lijken in de opzet heel erg op die eerste containerwoningen maar zijn wel echt al van een veel betere kwaliteit. Laura Westendorp: Want als we even terugkijken naar het nieuws van de afgelopen tijd, ja, het versneld bijbouwen van woningen, zoals het kabinet zich had voorgenomen dat lukt maar niet, ze redden het ook niet om zoveel flexwoningen neer te zetten als op was gemikt. Jolien Groot: De doelstelling was om 15.000 flexwoningen per jaar te bouwen, de doelstelling in een nationale woningbouwagenda en dat is nou ja, dat is echt ambitieus te noemen. Vorig jaar is de teller volgens mij niet voorbij de 7500 gekomen, maar d'r moet wel gezegd worden: het komt ook van nul en het is natuurlijk ook best ambitieus om dat in één jaar te roepen en het volgende jaar al bewerkstelligd te hebben, maar je ziet zeker dat er tegen van allerlei belemmeringen wordt aangelopen in de praktijk. Marc Hanou: Jij hebt onderzoek gedaan naar flexwonen als oplossing voor het woningtekort. Je legt er net al even uit wat een flexwoning is. Is er een verschil tussen flexwonen en een flexwoning, of gaan die hand-in hand samen? Jolien Groot: Ze gaan wel hand-in hand samen, want in een flexwoning kun je in principe niet zolang wonen als je als je zelf wilt. Vaak worden flexwoningen dus woningen die verplaatsbaar zijn of die in ieder geval niet voor langere tijd aan een doelgroep wordt te huur geboden. Je kunt ook bijvoorbeeld flexwonen in een tijdelijk getransformeerd kantoorgebouw, maar die worden vaak wel verhuurd onder tijdelijke wooncontracten dus wat dat betreft: eigenlijk het tijdelijk ergens in wonen zou je bestempelen als het flexwonen en het gebouw, de flexwoning. Marc Hanou: Ja, dus je kan eigenlijk nooit permanent wonen in een flexwoning want die verdwijnt altijd. Maar je kunt wel flexwonen in permanente woningen, zoals bijvoorbeeld ik denk studentencontracten zoals we die kennen, die campuscontracten, dat is ook een vorm van flexwonen toch. Jolien Groot: Ja, dat dat vat je heel mooi samen. Laura Westendorp: Ik blijf even hangen bij wat je net vertelde: die doelstelling is bij lange na niet gehaald om zoveel flexwoningen te plaatsen. Waarom gaat het zo traag? Ja, je hebt onderzoek gedaan naar deze vraag. Jolien Groot: Nou niet zozeer waarom gaat het zo traag, maar meer welke hindernissen moeten worden overwonnen om die gewenste versnelling te bereiken. En we zijn daarvoor in gesprek gegaan met allerlei partijen die aan bod komen bij het bouwen van flexwoningen: dus gemeenten bouwers, corporaties, andere soorten verhuurders. We kwamen eigenlijk tot nou ja, best een lijst van praktische bezwaren, waar je eigenlijk altijd meteen iedereen over hoort. We willen die woningen wel bouwen, we hebben de middelen, we hebben de technieken, maar waar moeten ze komen? Dus locaties, dat is echt een bottelnek. Tweede is ook een heel praktische: voor heel veel partijen is het best wel nieuw. Het is toch net een ander beestje, het neerzetten van permanente woningen en je ziet dat zowel bij corporaties als bij gemeenten de mensen die zich daarmee bezighouden daar best, ja, best wat werk aan hebben om gewoon uit te zoeken. Hoe wijkt het dan af? Hoe ga je om met de vergunningen? Ja, hoe lossen we ook de vraag op van goh wat er gebeurt er over tien jaar met die woningen? Dan moet dus heel veel worden uitgezocht en je ziet gewoon dat dat veel capaciteit vraagt en dat dat soms ook wel wordt weggesneden bij andere projecten. Dus dat is een grote uitdaging. En de derde, echt belangrijke, die heeft te maken met ja, de financiële onzekerheid. Ik noemde het al even inderdaad de vraag van goh, wat gebeurt er dan over een tijdje met die woningen? Dat heeft niet te maken met alleen van o, dan blijf je met een product zitten, maar dat heeft er ook mee te maken met geld. Kun je de investering die je dan hebt gemaakt wel tot op een zekere hoogte terugverdienen of gaat degene die woningen neerzet voor flink wat geld het schip in? Nou zijn corporatiewoningen nooit volledig rendabel of je maakt er meestal niet echt winst op in de berekening aan de voorkant, maar bij flexwoningen gaven vooral corporaties aan van ja wordt toch wel heel erg gortig dus we moeten toch op de één of andere manier met de gemeente eruit komen, dat we beetje backup hebben, dat we weten dat we de woningen over tien of vijftien jaar zeker op een andere plek kunnen zetten, zodat we nog meer huurinkomsten uit deze woningen kunnen halen. Marc Hanou: Ja, want ik wil net zeggen: die woning is natuurlijk niet ineens poef, weg naar tien jaar, je hebt gewoon nog die container of die module of dat tiny house heb je gewoon nog over. Dus als je dat herplaatst dan zou ik zeggen, dan hoef je alleen maar de herplaatskosten mee te nemen. Jolien Groot: Ja, maar het is vaak heel erg onzeker of die herplaatsing kan gebeuren, of die in dezelfde gemeente kan, of de regio waarin een corporatie bijvoorbeeld actief is, of dat je hem kan verkopen en voor welke restwaarde dan. Laura Westendorp: Ja, en d'r is eigenlijk nog één belemmering die ik je nu niet hoor noemen, maar die natuurlijk ook veel voorbijkomt en dat is weerstand in de omgeving waar die flexwoningen moeten komen, omdat er natuurlijk toch een specifieke doelgroep op afkomt. Jolien Groot: Ja, dat is een belemmering die eigenlijk nou ja, een beetje als een rode draad door alles wat ik net al heb genoemd, heen loopt. Want bij het vinden van locaties wil je eigenlijk dat realiseren op een plek waar de buurt zich daar niet door overvallen voelt of ontvankelijk is, gewoon voor inderdaad de komst van de doelgroep die in die die flexwoningen wordt gehuisvest. Maar je ziet ook dat andere partijen, bijvoorbeeld de gemeentepolitiek vaker helemaal niet over uit is of ze die flexwoningen wel de juiste oplossing vinden voor het probleem wat ze willen aanpakken. Want de woonvraag die is niet tijdelijk, dus je ziet dat daar al aan de voorkant ook heel veel discussie over ontstaat. Dan is dit wel de weg die we in willen slaan. Marc Hanou: Jouw eerste onderzoek ging echt over locatie. Is er voldoende ruimte voor die ja, flexwoningen. Daar kwam eigenlijk uit: d'r is best wel wat geschikte locatie te vinden in Nederland. Naar welke aspecten heb je toen gekeken van geschiktheid? Jolien Groot: Ja, dat is een onderzoek dat er een stuk eerder, al een anderhalf jaar geleden, is verschenen. We hebben naar de provincie Noord-Holland gekeken, ja, door de bril van goh, als we eens kijken waar je woningen mag bouwen, waar nog geen permanente woningbouw gepland staat, want anders ga je dat in de weg zitten en dat is natuurlijk de echte oplossing voor het woningtekort waar mag je dan al die flexwoningen neerzetten? En waar kan het? Dus waar is nog geen bebouwing? En toen kwamen we d'r op uit dat je echt enorm veel woningen kwijt kan, alleen al in de provincie Noord-Holland dus daar dat je daarmee kwantitatief wel de vraag kunt oplossen. Marc Hanou: Ik herinner me een heel groot getal, wat ik nu niet zal noemen. Jolien Groot: Het hangt een beetje af van met welke dichtheid je gaat bouwen, maar je zou zeker de één miljoen woningen makkelijk kunnen halen. Laura Westendorp: Allemaal in Noord-Holland. Marc Hanou: En je hebt toen ook specifiek gekeken naar bijzondere locatie, toch, je hebt toch rekening gehouden met de doelgroep en het ja, de eisen die je dan stelt aan zo’n locatie? Jolien Groot: Ja, en dat is inderdaad wat ik ook aangaf van goh ja, je kunt met verschillende dichtheden rekenen. Je kunt inderdaad hele mooie tiny house-achtige flexwoningen neerzetten. Maar ja, dan kun je d'r een stuk minder kwijt in het veldje dan wanneer je echt inderdaad vier, vier hoog gaat stapelen met woningen van 40 vierkante meter max of zo. Dan ja, dan gaat het een stuk harder. Laura Westendorp: Want je hebt al even genoemd dat het kost capaciteit bij gemeenten om dat helemaal dat te begeleiden, dat proces waar die woningen moeten komen, die tijdelijke woningen. Uiteindelijk willen we natuurlijk niet dat die gemeenteambtenaren die verantwoordelijk zijn voor woningbouw dat die tijd kwijt zijn en dat die dus nog langzamer we zijn. Ja, hoe verhouden die twee zich tot elkaar? Wat jou betreft. Jolien Groot: Het is wel wat ingewikkeld om te zeggen. We hebben deze vraag ook gewoon echt neergelegd bij gemeenten en gemeente gaven ook al aan van ja, de woningbouwopgave die, ja, die, die is flink en we werken aan meerdere projecten tegelijk. Maar die bewegen zich met horten en stoten, want soms is er opeens bezwaar op een project en dan zitten we daar in de wachtstand dus dan kunnen wij echt les wel even inzetten op flexwoningen en soms is er een locatie waar over een tijdje pas echt de ontwikkeling gaat plaatsvinden, waar we een wijk gaan realiseren. In de tussentijd kunnen we misschien best slim gebruik maken van de locatie die daar staat te wachten, dus d'r zijn zeker wel mogelijkheden om echt toe te voegen op die manier. Maar dat is wel de uitdaging. En als je echt gaat sturen op getallen van we willen 15.000 flexwoningen per jaar bouwen, ergens het natuurlijk wel het risico dat je dan vooral stimuleert om daarop te gaan focussen terwijl ja, de echte vraag die moet worden opgelost is natuurlijk de vraag naar per permanente woningen. Marc Hanou: Sowieso vind ik dat een heel in interessant getal. Die 15.000 flexwoningen want ben je dan na tien jaar klaar, dan heb je de 15.000 dan gaan die eerste 1500 weer zwerven, want die moeten van hun plek af. Jolien Groot: Ik vind dat ook een interessante vraag. Eigenlijk is het beleid op glexwonen echt een.. Ja, je moet dat toch zien als een noodbeleid. D'r is nu een probleem voor heel veel mensen die tussen wal en schip vallen, die nu niet in aanmerking komen voor een sociale huurwoning omdat ze niet genoeg wachttijd hebben opgebouwd of omdat ze net in Nederland zijn, maar geen urgentie meer kriJolien Grooten. Dus eigenlijk voor die groepen is dit beleid bedoeld. Dit beleid is niet bedoeld om op langere termijn het huisvestingsvraagstuk op te lossen en je ziet nu ook wel dat mensen een beetje beginnen in het beleid en in de praktijk een beetje beginnen weg te schuiven van ook zelfs de term flexwonen. En ik sprak later een corporatiemedewerkers zei: nee-ja, we noemen het liever permanent verplaatsbaar dus je ziet toch dat daar toch een gedachte inzit van ja, misschien dat we die flexwoningen wel één keer gaan verplaatsen, maar dan moeten ze toch misschien ergens permanent gaan landen. Laura Westendorp: Dus dan blijft het woonruimte bieden aan mensen die dat nodig hebben. Dat zeg ik alleen maar mooi. Jolien Groot: Ja, op de op de lange termijn zou dat mooi zijn. Je moet natuurlijk wel nog een oplossing gaan zoeken voor het feit dat die woningen misschien nog wel wat gemakkelijker door het land moeten kunnen verplaatsen naar daar waar de vraag is en het huidige systeem met de woningcorporaties die in een bepaalde regio opereren dat maakt dat wat ingewikkeld. Maar d'r wordt echt wel hard aan gewerkt. Ons rapport is in de zomer verschenen en eigenlijk sindsdien wij hebben d'r echt flink wat ontwikkelingen plaatsgevonden om eigenlijk de belemmeringen die wij ook hebben geïdentificeerd wel aan te spreken of aan ja op te gaan lossen. Laura Westendorp: Ja, want hoe is dat gegaan sinds je rapport hebt uitgebracht? Jolien Groot: Ja, we hebben ons rapport aan het begin van de zomer uitgebracht, maar we zien eigenlijk dat er sindsdien heel veel is gebeurd en na het zomerreces we kregen natuurlijk een minister, Hugo de jongen van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en die heeft in allerlei woondossiers ook afspraken gemaakt over die flexwoningen en je ziet ook dat het ministerie ook echt heeft ingezet op het adresseren specifiek van bijvoorbeeld de financiële onzekerheid, die we ook hebben geconstateerd. Die hebben een herplaatsingsregeling aangekondigd. Die is er nog niet, maar... Laura Westendorp: Wat betekent dat? Jolien Groot: Ja, dat betekent dat het risico dat de woningen niet kunnen worden her geplaatst, eigenlijk wordt verdeeld over de corporatie en in dit geval de gemeente en het Rijk. Dat ziet er dan zo uit dat op het moment dat de exploitatietermijn van bijvoorbeeld tien jaar zou afgesproken dat er gebruik kan worden gemaakt van een locatie als die afloopt dat de corporatie eerst zelf gaat kijken van goh, kunnen we ze ergens in ons gebied herplaatsen lukt dat niet? Dat de provincie gaat kijken, kan het ergens? Of het Rijk: kan het nog ergens elders in Nederland? En vervolgens, als dat echt niet lukt, dat er dus een financiële garantie is waarop die initiatiefnemers aanspraak kunnen maken, waardoor gewoon het risico wat zij lopen echt wel verminderd is. Marc Hanou: Zijn jouw eigen inzichten over flexwonen door die reacties op je rapporten veranderd? Jolien Groot: Ik denk wel dat de ambitie misschien iets haalbaarder is geworden, dus toen wij net het rapport uitbrachten waren wij wel wat sceptisch van oké, ja, als de Rijksoverheid dit wil, dan moet er nog flink wat gebeuren. D'r is wel flink wat gebeurd. Wat er nog niet is gebeurd is het echt het beantwoorden van die waarom-vragen of een beetje dat dat maatschappelijk politieke ongemakkelijke gevoel van is dit nou de oplossing? En plus, wat gebeurt er over tien-a vijftien jaar met deze woningen? Daarop is eigenlijk nog geen antwoord. Dus de discussie over deze oplossing, die die zien we nog niet verdwijnen. Laura Westendorp: Maar er is dus wel toch wel aardig wat erkenning voor, ja, voor de inzichten van je rapport geweest. Jolien Groot: Ja, dat is inderdaad wel een mooie opvolging aangegeven. Marc Hanou: Ja, want als ik jou zo hoor over die drie bezwaren: locatie, regelgeving en de financiële onzekerheid, wordt in ieder geval aan die twee laatste hard gewerkt. Jolien Groot: Zeker, ja. Marc Hanou: Je stelt dan net zelf eigenlijk een hele belangrijke vraag: is het plaatsen van flexwoningen echt een oplossing voor het woningtekort ja, discussie moet nog gevoerd worden. Wat? Wat vind je daar zelf van? Jolien Groot: Het is niet de oplossing voor het woningtekort het is een oplossing voor de tussentijd en ik denk wel dat dat inzicht, dat wordt wel breed gedeeld, ook door de mensen die er mee bezig zijn. Marc Hanou: En het helpt voor specifieke doelgroepen zei je, een aantal doelgroepen studenten, starters, statushouders, nieuwkomers, ja, die zijn wellicht geholpen met de snelle toename van flexwoningen. Laura Westendorp: Aan de andere kant zijn natuurlijk ook groepen die je juist niet een tijdelijke woning zou willen geven, toch die die je eigenlijk zou gunnen om beetje in te burgeren zoals misschien die statushouders. Jolien Groot: Ja, ja, dat is wel één van de punten die we ook al in ons onderzoek eigenlijk al vanaf het begin aangeven. Houd wel goed rekening met de doelgroep die je plaatst en de wensen daarvan. Dus dat je niet alleen maar denkt in gebouwen, maar ook in dat je echt een woonruimte oplevert voor mensen die iets willen in het leven, vaak nodig hebben, iets nodig hebben en zeker bij de doelgroep statushouders is het tijdelijk huisvesten toch nog best wel problematisch te noemen, in de zin van die mensen die hebben echt een ja, die die worden geacht te gaan integreren en die hebben wat dat betreft wel behoefte aan structuur en stabiliteit en een moment dat je er echt een tijdelijk contract aan geeft dan zitten die mensen alsnog een beetje met de vraag van: oké: is dit dan waar ik mijn leven ga opbouwen? Laura Westendorp: En ze zitten natuurlijk met een kluitje op elkaar, maken daardoor misschien ook minder makkelijk contact met de rest van de wijk. Jolien Groot: Het interessante is dat je daar een soort van twee gedachtestromen over ziet: aan de ene kant wordt er ook wel gedacht van: ja, mensen wonen ook graag naast mensen die op hen lijken. Ze kunnen ook veel aan elkaar hebben op die manier. Maar het risico en dat daar zien we nu wel verhalen over in de praktijk is dat je moet daar niet te gemakkelijk over denken. Dat gaat voor corporaties in ons onderzoek ook wel aangeven en de gemeente, die had een heel mooi idee van dan huisvesten we statushouders samen met studenten. Corporaties geven wel aan, ja, dat betekent voor ons ook heel erg veel werk, zeker met een doelgroep die die snel en vaak verhuist. Die studenten, je kan wel een gemeenschap opzetten, maar het behoeft ook best wel wat beheeractiviteit om die gemeenschap ook in leven te houden en te zorgen dat het gewoon allemaal goed en fijn verloopt. Marc Hanou: Gelukkig is voor de instroom van Oekraïners in Nederland is heel snel heel veel woonruimte beschikbaar gekomen. Twee vragen aan je: hoe verklaar je dat eigenlijk dat dat ineens wel kon? En is dat een goeie zaak? Jolien Groot: Ja, dat is natuurlijk echt een heel goeie zaak, dat we mensen die hier binnenkomen in nood snel een woning kunnen bieden waar men het best wel snel heeft kunnen gaan. Voor de Oekraïners is ook dat er vanuit gegaan wordt en laten we hopen dat we daarin gelijk kriJolien Grooten, dat de mensen ook snel weer naar huis kunnen op het moment dat de oorlog ten einde is. En als je op zoek gaat naar een woonruimte voor één of twee jaar, dan heb je aan wat andere, ja kun je kun je anders omgaan met de vereisten die je stelt aan woningen. Marc Hanou: Is dat eigenlijk soort ultra flexwonen? Jolien Groot: Het is een soort ultra flexwonen: je kunt gebouwen dan ook neerzetten op bijvoorbeeld plaatsen die niet binnen de geluidsnormen vallen, dus plekken die wat rumoeriger zijn. Daar zou de wet geluidhinder voor langere bewoning eigenlijk tegen zeggen: nee, daar, daar mag je niet bouwen, maar voor één à twee jaar kan daar een uitzondering voor worden. Laura Westendorp: Bij wegen, is dat dan ofzo? Jolien Groot: Ja, dichtbij wegen, luchthavens ja, natuurlijk wel binnen een bepaalde marge, maar ja, de eisen liggen daar anders. Laura Westendorp: Ja, het is dan dus ook niet zo dat stel dat die mensen teruggaan, dat daar dan ineens heel veel bruikbare woningen overschieten want dan is het toch eigenlijk wel de bedoeling dat wordt heroverwogen of die woningen daar wel, ja weer bewoond kunnen. Jolien Groot: Flexwonen is er wel echt in heel veel vormen, maar ik kan me ook voorstellen dat modulaire gebouwen, die wel van goeie kwaliteit zijn, wel kunnen worden verplaatst en nog ergens anders kunnen worden neergezet, als er tenminste locaties voor zijn. Laura Westendorp: Ja, want die statushouders die dus eigenlijk een beetje chagharijnig nu zitten te wachten tot zij aan de beurt komen, die kunnen eigenlijk in hun handen knijpen, want die kriJolien Grooten dan straks iets beters. Jolien Groot: Het is natuurlijk wel heel erg moeilijk om daarover iets te zeggen, want dat ligt echt aan hoe het valt en welke beslissingen gemeenten daarin in nemen. Dus het is ik denk dat het meer 1 punt van aandacht is om mee te geven dan ervanuit te gaan dat dat ook daadwerkelijk gebeurt. Marc Hanou: Je hebt je onderzoekskoers volgens mij ietsje verlegd. Je bent nu bezig naar de onderzoek van doorstroming van mensen met een tijdelijk huurcontract. Wat voor onderzoek ben je nu precies aan het doen? Jolien Groot: We zijn op dit moment twee dingen aan het doen. We hebben al gekeken natuurlijk eerder naar de locaties voor flexwonen en we hebben gekeken naar: wat komt er eigenlijk allemaal kijken bij het bouwen van flexwoningen? Wat we nu nog willen weten is eigenlijk: ja, hoe is het animo en wat zijn de verwachtingen op dit moment bij corporaties? Daarvoor zetten we nu een grootschalige survey uit onder alle woningbouwcorporaties van Nederland. Marc Hanou: Meedoen he allemaal, als je dit hoort. Jolien Groot: Ja, dat zou heel fijn zijn. Daarnaast zijn we ook aan het terugkijken, de doelgroep voor flexwonen is, zeg maar even in de breedste zin voor een heel groot gedeelte éénpersoonshuishoudens je ziet dat er een gedachte achter blijft hierop. Ook is dat die woning, dat die mensen vaker verhuizen, zeker éénpersoonshuishoudens in kleine woningen, dat dat sowieso al mobiele doelgroep is, dus een oplossing van vijf à tien jaar helemaal niet zo gek is. En we zijn nu eigenlijk aan het terugkijken of we dat ook wel daadwerkelijk terugzien in de verhuisdata van Nederland. Laura Westendorp: Hé, en als jij nou zelf op die stoel van de minister van Volkshuisvesting zou zitten, wat zou jij zelf doen om, met eigenlijk alle kennis die je nu hebt opgedaan in dit onderzoek, maar ook in de vorige onderzoeken? Wat zou jij doen om die wooncrisis op te lossen? Jolien Groot: Ik zou eigenlijk dezelfde doortastendheid die ik nu toch wel zie bij het bij de inzet op flexwonen, ook echt aanzetten op of inzetten op permanent wonen. Dus ik zie nu heel veel gebeuren om dat flexwonen enorm te versnellen. En daarbij heb ik toch wel de vraag van goh, waarom zetten we die energie en al die capaciteit niet in op het bouwen van permanente, kleinere, betaalbare woningen? Die doelgroep die blijft en die groeit misschien zelfs alleen maar en ik zie toch wel heel erg weinig woningbouw die er op gericht is om die doelgroepen een stabiele huisvesting te geven, is toch nog wel heel erg veel gezinswoningen als je kijkt naar echt de grote nieuwbouw die er plaatsvindt is maar een klein gedeelte, vaak appartementen, want dat, ja, dat is gewoon wat minder rendabel en dat vind ik toch jammer om te zien. Want ja, je wil toch eigenlijk inzetten op een mooie mix en denk dat het huisvesten van de single ook wel echt een punt van aandacht is. Marc Hanou: Ja, dus je geeft de Hugo de Jonge als advies: zet diezelfde energie die je op flexwonen hebt ook op permanent wonen. Nou, volgens mij is ie daar best wel mee bezig, maar. Jolien Groot: Hoop energie! Marc Hanou: Ja, denk ook even na over je de kwalitatieve toevoeging die je aan de woningvoorraad doet. Je richt je op die doelgroep. Hou rekening met de mens die die woning zoekt en nodig heeft. Ben je binnenkort al klaar met één van je onderzoeken? Of zit er nog genoeg op stapel dat je nog een keertje terugkomt in onze podcast? Jolien Groot: Nou, we zijn nog wel eventjes bezig tot de zomer, denk ik, in ieder geval met deze twee lijnen die ik net heb uitgelegd, dus het ga denk ik, nog even duren voordat je me weer wil spreken. Laura Westendorp: Nou ja, laten we hopen ook dat deze goedkomt. Marc Hanou: Zoals je weet, ben je van harte welkom bij onze podcast. Ja voor de luisteraar: dit is de vierde keer dat we Jolien hebben, want we hebben Jolien vaak in de studio gehad als proefkonijn voor onze technische onvolkomenheden de eerste drie uitzendingen met Jolien zijn technisch mislukt. Laura Westendorp: Maar deze moet het toch echt gaan doen. Marc Hanou: En was inhoudelijk helemaal top, en waar gaan we de volgende keer over hebben, Laura? Laura Westendorp: Ja, volgens mij staat het nog wat open. Eén van de ideeën die we hebben is om te gaan praten over de prachtige visualisaties die binnen het Planbureau voor de Leefomgeving worden gemaakt om onderzoeken te ontsluiten. Marc Hanou: Ja, wij hebben vast ook nog een gesprek over een onderzoek waar die visualisaties in zitten, namelijk de Ruimtelijke Verkenningen, de toekomstscenario's voor Nederland. Laura Westendorp: Die komt eerst, inderdaad, ja. Marc Hanou: Bedankt voor het luisteren. Dit was 26 minuten en 34 seconden. De podcast van het PBL. Vandaag was de gast.. Jolien Groot: Jolien Groot en met dank voor het luisteren! Marc Hanou: En naast mij zat.. Laura Westendorp: Laura Westendorp.