Huidige KRW-doelen vragen om meer inzet van Rijk, waterbeheerders en agrariërs

Om de ecologische einddoelen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) te halen is extra inzet nodig van het Rijk, de waterbeheerders en agrariërs. Met de huidige plannen verbetert de waterkwaliteit in veel wateren wel, maar niet voldoende. Dit blijkt uit het eindrapport van een ex ante evaluatie van de Nederlandse stroomgebiedbeheerplannen voor de periode 2016-2021, verzorgd door het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving). In mei 2015 verscheen al een tussenrapportage.

Sinds 1980 waterkwaliteit verbeterd, maar laatste jaren stagnatie

Het PBL heeft de nieuwe Nederlandse stroomgebiedbeheerplannen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) geëvalueerd. In deze plannen, die op 22 december 2015 in werking zijn getreden, beschrijven de waterbeheerders welke maatregelen ze nemen om de einddoelen van de KRW te halen.

Uit de evaluatie blijkt dat de waterkwaliteit sinds 1980 significant verbeterd is maar dat sinds 2009 in het grootste deel van de wateren de verbetering van de nutriëntentoestand voor stikstof en fosfor stagneert. Dat komt doordat het huidige mestbeleid vooral gericht is op het verminderen van de nitraatbelasting van grondwater in zandgronden en niet op het verminderen van de belasting van het oppervlaktewater. Ook wordt van sommige stoffen van de Europese lijst van probleemstoffen nog regelmatig de norm overschreden. Dit betreft echter vooral stoffen die inmiddels nagenoeg niet meer worden geloosd, maar die door nalevering uit bijvoorbeeld het sediment nog lange tijd in het water kunnen worden aangetroffen.

Generiek bronbeleid én gebiedsgerichte maatregelen nodig

Met de nu voorliggende maatregelen is het onwaarschijnlijk dat in de meeste wateren de einddoelen in 2027 zullen worden gehaald. Volgens de KRW-beoordeling zal in 2027 in ongeveer 15% van de regionale wateren de biologische kwaliteit goed zijn. Om in meer wateren de doelen te halen zal de belasting door de nutriënten stikstof en fosfor en door gewasbeschermingsmiddelen verder omlaag moeten. Hiervoor zijn perspectiefvolle gebiedsgerichte maatregelen beschikbaar.

Naast deze gebiedsgerichte maatregelen blijft generiek bronbeleid noodzakelijk. Regie door het Rijk is nodig, omdat ingrepen op een bepaalde plek de mogelijkheden om elders de doelen te halen kunnen beperken of juist vergroten. Bovendien is het Rijk verantwoording verschuldigd aan de Europese Commissie. Een verdergaande integratie van het mest- en gewasbeschermingsbeleid en het waterbeleid door het Rijk is een noodzakelijke randvoorwaarde.

Plannen samen met agrariërs en waterbeheerders gebiedsgericht invullen

De effectiviteit van maatregelen is afhankelijk van de regionale situatie. Daarom is het aan te bevelen dat waterbeheerders en andere belanghebbenden, waaronder agrariërs, in de regio gezamenlijk op zoek gaan naar een maatregelenpakket dat voor de betreffende regio het meest geschikt is. Kansrijke maatregelen zijn onder andere peilgestuurde drainage, bodemverbetering en uitmijnen van fosfaat. Bij het op elke plaats toepassen van de meest effectieve maatregel kan de belasting van het oppervlaktewater met nutriënten met 10 tot 60% afnemen. Op nationaal niveau is gemiddeld 40 tot 50% vermindering noodzakelijk om aan de nutriëntendoelen te voldoen. In wateren waar wordt voldaan aan de norm van nutriënten kunnen waterbeheerders met extra inrichtings- en beheermaatregelen ervoor zorgen dat aan alle voorwaarden voor een goede ecologische toestand wordt voldaan.

Pas als blijkt dat extra maatregelen niet haalbaar of te duur zijn, kunnen waterbeheerders conform de KRW de doelen verlagen. In 2021 moet Nederland in de laatste ronde van stroomgebiedbeheerplannen de definitieve keuzes maken over de doelen voor de verschillende wateren en de in te zetten maatregelen.

Gerelateerd

Over het onderwerp:

Landbouw en voedsel

Onderzoek naar de uitstoot van broeikasgassen, ammoniak en gewasbeschermingsmiddelen tot de effecten van de landbouw op natuur en waterkwaliteit.

Meer over landbouw en voedsel