Huurtoeslag verbetert de betaalbaarheid van wonen in sterke mate

Zonder huurtoeslag zouden veel meer huurders moeite hebben om hun maandelijkse woonlasten en de kosten van levensonderhoud te betalen. Corporaties kunnen huurders ook tegemoetkomen door de huur niet of nauwelijks te verhogen, maar het effect daarvan op de betaalbaarheid van de maandelijkse woonlasten is minder groot.

Dit blijkt uit een vandaag verschenen studie van het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving): Betaalbaarheid van het wonen in de huursector. Verkenning van beleidsopties. Het PBL onderzocht welke mogelijkheden er zijn voor bijvoorbeeld de Rijksoverheid, de gemeenten en corporaties om de betaalbaarheid van het wonen in de huursector te verbeteren. Ook is gekeken of deze mogelijkheden regionaal verschillen.

De PBL-onderzoekers spreken van een ‘betaalrisico’ als het inkomen onvoldoende is om de huur plus de meest noodzakelijke kosten van levensonderhoud te betalen, volgens de Nibud-normen. Er is dan een risico dat het huishouden de woonlasten niet meer kan betalen.*

Door huurtoeslag hebben minder huurders betaalrisico

Zonder huurtoeslag zouden veel meer huurders moeite hebben om hun maandelijkse woonlasten en de kosten van levensonderhoud te betalen: zo’n 550.000 huurders zouden dan een betaalrisico hebben gehad in 2012 in plaats van 253.000, dus bijna 300.000 huurders meer.

Vooral huurtoeslagontvangers met een inkomen boven het sociale minimum** zijn door de huurtoeslag beter in staat hun huur en kosten van levensonderhoud te betalen. Na ontvangst van de huurtoeslag had 3% van deze groep een betaalrisico in 2012. Zonder de huurtoeslag zou dit 18% zijn geweest.

Bij de absolute minima blijven de betaalrisico’s ook na ontvangst van de huurtoeslag hoog. In 2012 had bijna 35% van alle huurders die huurtoeslag ontvingen met een dergelijk laag inkomen een betaalrisico. Zonder de huurtoeslag zou dit circa 70% zijn geweest.

In sommige regio’s is het effect van de huurtoeslag groot: vooral in de meer perifere regio’s in het oosten van Nederland en in Zeeuws-Vlaanderen leidt deze maatregel tot een fors lager aandeel huurders met een betaalrisico. Zo had in 2012 circa 12% van de Achterhoekse huurtoeslagontvangers een betaalrisico. Zonder de huurtoeslag zou dat circa 50% zijn.

Beperken van huurverhogingen heeft gering effect op betaalbaarheid van wonen

Door de huurverhogingen te matigen of te bevriezen kunnen corporaties de betaalrisico’s onder hun huurders iets verlichten. Het effect hiervan is echter beperkt in vergelijking met dat van de huurtoeslag.

Huurmatiging heeft wel een groot effect op het huishoudboekje van corporaties omdat dit voor alle huurders geldt en niet alleen voor de huurders met een betaalrisico. Om niet in de financiële problemen te komen, moeten corporaties in dat geval aanvullende maatregelen nemen, zoals het drastisch bezuinigen op de bedrijfsvoering en meer woningen verkopen. Ook komen investeringen in de sociale huursector onder druk te staan.

Ook in goedkopere woning hebben relatief veel minima betaalrisico

Met het oog op de betaalbaarheid van het wonen moeten corporaties vanaf 2016 woningzoekenden die recht hebben op huurtoeslag zo veel mogelijk een passende woning toewijzen - dat wil zeggen een goedkope of betaalbare huurwoning. Deze maatregel kan de betaalbaarheid van de maandelijkse woonlasten in zekere mate verbeteren. Dit geldt vooral voor huishoudens met een inkomen boven het sociale minimum. De absolute minima houden ook na ontvangst van de huurtoeslag relatief vaak een betaalrisico, of zij nu passend wonen of niet. Het maandelijkse tekort op het huishoudensbudget neemt uiteraard wel af.


De maatregel van passend toewijzen kan een besparing voor het Rijk opleveren op de huurtoeslaguitgaven bij nieuwe toewijzingen. De trend van de dure toewijzingen wordt immers een halt toegeroepen.

Spanning tussen budgettaire houdbaarheid huurtoeslag en betaalbaarheid wonen

Het PBL constateert tot slot dat bij het denken over een aanpassing van de huurtoeslagsystematiek spanning kan ontstaan tussen 2 doelstellingen van het Rijk: het vergroten van de budgettaire houdbaarheid van de huurtoeslagsystematiek versus het verbeteren van de betaalbaarheid van het wonen voor lagere inkomensgroepen. De Rijksoverheid staat voor de opgave deze 2 beleidsdoelstellingen met elkaar te verenigen. Daarbij is het denkbaar dat in de zoektocht naar oplossingen uiteindelijk een groter beroep wordt gedaan op lokale partijen, zoals corporaties.

Toelichting

* Er is sprake van een ‘betaalrisico’ als het inkomen onvoldoende is om de netto huur (de huur min de huurtoeslag) plus de meest noodzakelijke kosten van levensonderhoud te betalen. Er is dan een risico dat het huishouden de woonlasten niet meer kan betalen. Bij de minimale kosten voor het levensonderhoud is uitgegaan van de bedragen die het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) hanteert voor de uitgaven voor wonen (energie, onderhoud) en levensonderhoud (voeding, kleding). Sport, uitjes of onverwachte uitgaven (bijvoorbeeld voor ziekten) vallen hier niet onder.

** In deze PBL-studie ligt de grens van het sociaal minimum voor alleenstaanden onder de 65 jaar op 15.500, prijspeil 2011. De grens is afhankelijk van de samenstelling van het huishouden.

Gerelateerd

Over het onderwerp:

Wonen en ruimte

Onderzoeken over de woningmarkt, de woningvoorraad en de woonomgeving.

Meer over wonen en ruimte