Promotie Heleen van Soest: Meer ambitie én betere uitvoering klimaatbeleid landen nodig om doelen Parijs te halen

Wereldleiders hebben in 2015 het klimaatakkoord van Parijs getekend om klimaatverandering tegen te gaan. De optelsom van de individuele doelen die landen hebben geformuleerd voor 2030 is echter onvoldoende om op een uitstootniveau uit te komen dat overeenkomt met de doelen van het Parijsakkoord. Bovendien zijn de beleidsmaatregelen die momenteel uitgevoerd worden door deelnemende landen nog niet voldoende om hun nationale doelen te halen. Dat zijn enkele conclusies uit het proefschrift van PBL-onderzoeker Heleen van Soest, dat zij vandaag verdedigt aan de Universiteit Utrecht.

Van Soest deed onderzoek naar twee ‘kloven’ in het klimaatbeleid. De eerste kloof is die tussen de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs en de optelsom van individuele doelen, beloftes of ambities van de 192 Partijen (191 landen plus de Europese Unie) die dit akkoord ondertekend hebben. Dit wordt de ambitiekloof genoemd. De tweede kloof is die tussen de beloftes van landen en de daadwerkelijke uitvoering of implementatie van maatregelen om die beloftes te kunnen halen. Dit wordt de implementatiekloof genoemd.

In haar proefschrift behandelt Van Soest drie hoofdvragen: 1) hoe groot zijn de ambitie- en implementatiekloven?; 2) wanneer kunnen landen netto nul broeikasgasuitstoot bereiken?; en 3) hoe kunnen de kloven overbrugd worden? Deze vragen sluiten aan bij de drie hoofdvragen van de zogenaamde ‘Global Stocktake’ onder het Parijsakkoord, waarin elke vijf jaar wordt bekeken of de optelsom van individuele beloftes overeenkomt met de doelen van het akkoord: waar staan we, waar willen we heen, en hoe komen we daar? PBL ondersteunt dit proces via verschillende projecten en bijdragen aan de rapporten van UNEP (Emissions Gap) en IPCC.

Mondiale ambitiekloof en implementatiekloof ongeveer even groot

Om deze vragen te kunnen beantwoorden, zijn zogeheten Integrated Assessment-modellen gebruikt, op mondiaal niveau en op het niveau van individuele landen. Daar kwam uit dat de mondiale ambitie- en implementatiekloven ongeveer even groot zijn. Bij elkaar opgeteld vormen ze het gat tussen enerzijds de verwachte uitstoot als gevolg van de huidige ambities én uitvoering en anderzijds de maximale uitstoot om de wereldwijde temperatuurstijging te kunnen beperken tot 1,5 °C respectievelijk ‘ruim onder’ 2 °C ten opzichte van het pre-industriële niveau.

Beide kloven zullen gedicht moeten worden. Om de ambitiekloof te dichten zijn doelen voor het bereiken van netto-nul uitstoot van broeikasgassen rond 2050 een stap in de goede richting, mits ze daadwerkelijk gehaald worden. Ze moeten wel aansluiten op ambitieuze doelen voor de korte termijn en ondersteund worden met beleidsmaatregelen om te voorkomen dat de implementatiekloof groter wordt. Daarbij kan het kopiëren van succesvol beleid een opstapje bieden.

Bewezen succesvolle maatregelen kunnen bijdragen aan dichten van de kloof

In dat kader analyseert Van Soest aan de hand van het zogeheten Bridge-scenario hoe zogenaamde good practice policies, die tot 2030 kunnen worden uitgevoerd, kunnen bijdragen aan het dichten van de kloof. In dit scenario worden maatregelen gemodelleerd met gedifferentieerde doelstellingen voor rijkere en armere landen, gebaseerd op bewezen succesvolle voorbeelden in landen. Zo vormen ze een relevante en haalbare lijst van opties voor alle sectoren (landbouw, landgebruik, energievoorziening, gebouwen, industrie, transport, afval, overig). Een voorbeeld is het verhogen van het aandeel van niet-fossiele voertuigen in de verkoop van nieuwe voertuigen naar 50% in 2030 in landen met een hoog inkomen, naar 25% in 2025 in China en naar 25% in 2030 in landen met lage inkomens.

Gerelateerd

Over het onderwerp:

Klimaat en energie

Analyseren van het effect van beleid op de broeikasgasreductie, nu en in de toekomst, en verkennen van verschillende opties waarmee de reductiedoelen gehaald kunnen worden.

Meer over klimaat en energie