Vergelijking methoden energiebesparing

Publicatie

Energiebesparing valt niet direct te meten en wordt daarom via rekenmethodes bepaald. Omdat verschillende rekenmethodes worden gehanteerd is het voor beleidsmakers niet altijd even helder welke effecten beleid heeft. Deze notitie vergelijkt daarom twee belangrijke manieren om energiebesparing in Nederland te bepalen. Hierdoor wordt inzichtelijk hoe verschillen in besparingscijfers kunnen worden verklaard.

Nationale energiebesparingscijfers moeilijk te vergelijken met MJA-cijfers

Het totale energiebesparingscijfer volgens de Meerjarenafspraken energie-efficiency (MJA) bestaat uit directe besparing, indirecte besparing en minder verbruik van fossiele brandstoffen door extra duurzame energie. Het totale MJA energiebesparingscijfer is niet met de nationale energiebesparingscijfers volgens het Protocol Monitoring Energiebesparing (PME) te vergelijken, omdat het ook verbruiksvermindering ten gevolge van (inkoop of productie van) duurzame energie omvat en omdat het deels bestaat uit indirecte besparing bij zuinigere producten in het buitenland.

Vergelijking wordt verder bemoeilijkt doordat PME betrekking heeft op andere eindverbruiksectoren (zoals huishoudens en transport) die weer niet onder de MJA besparingen vallen. Daarom lijkt een vergelijking alleen voor de sectoren industrie en diensten bruikbaarder. Zelfs dan is een vergelijking lastig omdat de indirecte MJA besparingen bij PME meestal niet bij industrie/diensten wordt gerealiseerd maar juist elders (bijvoorbeeld bij huishoudens). De PME methodiek maakt deze indirecte besparingen ook niet zichtbaar.

De directe MJA besparing is het best vergelijkbaar met de gecombineerde PME-cijfers voor de industrie en dienstensectoren. Verschillende schaalniveaus en systeemgrenzen bemoeilijken echter ook hier een vergelijking. MJA beperkt zich tot een selectie van bedrijven en branches, terwijl PME voor gehele sectoren besparingscijfers bepaalt. MJA laat niet-energetisch energiegebruik buiten beschouwing, terwijl PME dat wel meeneemt bij industrieel en totaal primair verbruik. Daarnaast zijn er verschillen in het referentiejaar en het al dan niet (uit)middelen van fluctuaties en uitsmeren van besparingen over een bepaalde periode.

Als de energiebesparingscijfers tot en met 2007 zoveel mogelijk op één noemer worden gebracht levert dit een MJA besparingscijfer op die bijna twee keer zo groot is dan volgens PME (1,5% directe MJA besparing versus >0,8% PME). Dit verschil is waarschijnlijk toe te schrijven aan het zelfselectie-effect en het ontbreken van grote energie-intensieve bedrijven in het MJA. Zelfselectie betekent dat vooral bedrijven met veel besparingsmogelijkheden en een positieve houding meedoen aan de MJA. Het ongecorrigeerde MJA-cijfer valt tot drie keer hoger uit dan het PME-cijfer (2,4% totale MJA besparing versus >0,9% PME). Dit grotere verschil is toe te schrijven aan het meerekenen van indirecte (buiten de poort) energiebesparing, duurzame energie productie en inkoop en wel of niet meenemen van feedstocks (niet-energetische toepassing van energiedragers).

Meer informatie

Deze publicatie is uitsluitend digtiaal beschikbaar

Auteurs

M. Verdonk, P.G.M. Boonekamp

Kenmerken

Publicatietitel
Vergelijking methoden energiebesparing
Publicatiedatum
3 november 2009
Publicatie type
Publicatie
Publicatietaal
Nederlands
Productnummer
200