Belangrijke verschillen in voorstellen politieke partijen voor de leefomgeving

01-03-2021 | Nieuwsbericht

Op verzoek van het CDA, D66, GroenLinks, de SP, de PvdA en de ChristenUnie heeft het PBL hun verkiezingsprogramma’s voor de periode 2021-2025 geanalyseerd op effecten voor de leefomgeving. In het rapport zijn de effecten van maatregelen voor de onderwerpen Mobiliteit & bereikbaarheid, Klimaat & energie, Landbouw, voedsel & natuur en Wonen geanalyseerd. Alle deelnemende partijen doen voorstellen met aanzienlijke effecten op de leefomgeving, maar ook met belangrijke verschillen in vormgeving en maatvoering. De meerwaarde van deze analyse is vooral dat zij inzicht geeft in de overeenkomsten en verschillen van de effecten van de partijvoorstellen.

Het PBL geeft aandacht aan de kosten van de maatregelen voor de samenleving als geheel. Ook de internationale aspecten en de uitvoerbaarheid van partijvoorstellen komen aan de orde. Het PBL heeft alleen die voorgestelde maatregelen geanalyseerd waarover een aanstaand kabinet zelf kan beslissen, die in de komende kabinetsperiode in werking kunnen treden en die voldoende concreet zijn.

Bij alle partijen toename gebruik OV en afname autokilometers, maar de verschillen zijn groot

Het gebruik van openbaar vervoer neemt toe, van 4-5 procent bij het CDA en de SP, via 9-12 procent bij D66, GroenLinks en de ChristenUnie, tot 16 procent bij de PvdA. Tegelijkertijd daalt bij alle partijen het aantal autokilometers in 2030, variërend van -1 procent bij de SP tot -21 procent bij GroenLinks. Invoering van kilometerbeprijzing (waarvan de kosten in verschillende mate neerslaan bij automobilist en vervoerder), in combinatie met minder geld voor extra wegenaanleg en soms ook een lagere maximumsnelheid verklaren deze afnames. Naast investeringen in het OV en de kilometerbeprijzing bij de auto leiden vooral lagere OV-tarieven tot meer openbaarvervoergebruik.

Het aantal vliegbewegingen op de luchthavens wordt door vrijwel alle partijen beperkt, door het instellen van een plafond op het aantal vertrekkende vluchten of van een maximum op de CO2-emissies ervan. Minder vluchten betekent ook minder passagiers. Bij GroenLinks en D66 daalt het aantal het meest, bij CDA en PvdA het minst. Bij een reductie van 25% ten opzichte van het basispad blijft het aantal passagiers op het niveau van 2019.

Deze figuur laat zien dat door de maatregelenpakketten van de politieke partijen het autogebruik en het aantal passagiers op Nederlandse luchthavens afneemt, en dat het openbaarvervoergebruik, fietsen en lopen toeneemt, maar dat de mate waarin sterk verschilt.
Deze figuur toont het effect van de maatregelenpakketten van de politieke partijen op het autogebruik, het openbaarvervoergebruik, fietsen en lopen en het aantal passagiers op Nederlandse luchthavens ten opzichte van het basispad in 2030.

Sterk uiteenlopende voorstellen en geraamde effecten bij aanpak klimaatverandering

Alle deelnemende partijen doen voorstellen om de nationale uitstoot van broeikasgassen in 2030 verder omlaag te brengen dan in het basispad, maar ze doen dat in zeer verschillende mate en met sterk uiteenlopende maatregelen. Het CDA brengt de uitstoot terug tot ongeveer 46 procent ten opzichte van 1990, de voorstellen van D66 en GroenLinks kunnen tot circa 60 respectievelijk 63 procent reductie leiden. De ChristenUnie, SP en PvdA zitten daar tussenin, met circa 52, 53 en 55 procent. Voorstellen voor de industrie verschillen duidelijk, en deze dragen bij alle partijen ruwweg de helft of meer bij aan de reductie. De voorstellen van SP, GroenLinks, D66 en PvdA zorgen voor substantiële lastenverhogingen voor de industrie. Het risico is reëel dat daardoor industriële activiteit naar andere landen verschuift, tenzij elders vergelijkbare lastenverhogingen worden doorgevoerd. Zo’n weglekeffect zorgt voor lagere emissies in Nederland, maar voor hogere emissies over de grens. Hierdoor liggen de mondiale effecten van partijvoorstellen dichter bij elkaar dan de nationale effecten. Doordat het internationale klimaatbeleid sterk in beweging is, zijn nationale en mondiale effecten extra onzeker. Zo kunnen de recent aangekondigde hogere EU ambities gunstig zijn voor het Nederlandse klimaatbeleid, maar vragen ze tegelijk nog concrete invulling.

Deze figuur laat zien wat de effecten zijn van de maatregelenpakketten van partijen op broeikasgasemissies binnen Nederland en mondiaal ten opzichte van het basispad in 2030. D66 en GroenLinks realiseren nationaal de grootste reducties met ongeveer 60 megaton in 2030. De PvdA, SP en ChristenUnie komen uit op 40 tot 50 megaton en het CDA op ongeveer 30. De mondiale emissies vallen naar verwachting lager uit dan de nationale, vanwege verplaatsing van emissies naar het buitenland als gevolg van de maatregelenpakketten. Wel is de onzekerheid omtrent deze verplaatsing groot.  In het ongunstigste geval is de mondiale emissiereductie slechts de helft van de nationale; in het beste geval (voor het CDA en de ChristenUnie) juist iets meer dan de nationale.
Deze figuur laat zien wat de effecten zijn van de maatregelenpakketten van partijen op broeikasgasemissies ten opzichte van het basispad in 2030. In de linkerbalkjes staan de effecten binnen Nederland, uitgesplitst naar sector. In de rechterbalkjes staan de mondiale effecten (dus zowel binnen als buiten Nederland). In de mondiale effecten zit een onzekerheid, waardoor het effect ergens in het gearceerde balkje uit zal komen.

Met verschillende strategieën boeken alle partijen vooruitgang op stikstof en natuur

De voorstellen voor vermindering van de stikstofdepositie en verbetering van de biodiversiteit lopen zeer uiteen. Het CDA wil de veehouderij en het landbouwareaal in de huidige omvang behouden en focust op herstel van bestaande natuur. D66, GroenLinks, de PvdA, de SP en in mindere mate de ChristenUnie zetten in op krimp van de veestapel. Naast herstel van bestaande natuur willen deze partijen ook meer ruimte voor nieuwe natuur en extensieve landbouw. Van alle partijen focust het CDA het sterkst op technische maatregelen om stikstofdoelen te behalen; de SP maakt hiervoor geen budget vrij. De kosten komen bij verschillende groepen in de samenleving terecht. Bij het CDA en de ChristenUnie nemen de lasten voor boeren en tuinders het minst toe en bij D66, GroenLinks, de PvdA en de SP het meest.

Uitvoerbaarheid van maatregelen is bij elke partij om verschillende redenen een aandachtspunt. Denk aan het vrijwillige karakter van maatregelen, onzekere beschikbaarheid van technologieën, juridische haken en ogen of de grote omvang van voorgestelde wijzigingen in landgebruik.

De figuur over ammoniakemissies laat zien wat de effecten zijn van de voorgestelde landbouwmaatregelen van de politieke partijen op de emissie van ammoniak. Bij uitvoering van de voorgestelde maatregelen dalen ten opzichte van het basispad de ammoniakemissies in 2030 naar verwachting circa 20 kiloton per jaar voor het CDA, de SP en de ChristenUnie, circa 30 kiloton per jaar voor de PvdA en circa 35 kiloton per jaar voor D66 en GroenLinks. De figuur over biodiversiteit van landnatuur laat zien wat de effecten zijn van de voorgestelde maatregelenpakketten van de politieke partijen zijn op de benodigde condities voor een gunstige staat van instandhouding van Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten op het land. Bij uitvoering van de maatregelenpakketten verbeteren ten opzichte van het basispad deze condities in 2030 met 10 procentpunt voor het CDA, SP en de ChristenUnie en 15 tot 20 procentpunt bij D66, GroenLinks en de PvdA.
In deze figuur worden de effecten van de voorgestelde maatregelenpakketten voor landbouw op de reductie van ammoniakemissie en de benodigde condities voor een gunstige staat van instandhouding van Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten op het land getoond ten opzichte van het basispad in 2030.

Veel overeenkomsten bij voorgestelde oplossingen woningtekort

Voor het eerst heeft het PBL het thema Wonen in de analyse van de verkiezingsprogramma’s meegenomen. Daarbij zijn voorstellen geanalyseerd die gericht zijn op het oplossen van het woningtekort. De analyse van deze maatregelen is kwalitatief.

Het PBL constateert dat de deelnemende partijen grote overeenkomsten vertonen in hun analyse van het vraagstuk van het woningtekort. Ook kiezen ze voor vergelijkbare oplossingen, hoewel er in de uitvoering wel verschillen zitten. Veel voorstellen – bijvoorbeeld over centrale regie op de woningmarkt of de rol van corporaties - sluiten aan bij het lopende beleid. Ze vormen geen grote trendbreuk met het verleden. Ook wanneer partijen met hun voorstellen in staat blijken een significante versnelling van de woningbouw te faciliteren, zal er aan het einde van de komende kabinetsperiode nog altijd een woningtekort zijn. Oplossingen voor het versnellen van nieuwbouw die bepaalde groepen vooruit helpen, bijvoorbeeld via regulering of gerichte subsidiëring, gaan door beperkte capaciteit in het systeem ten koste van andere groepen. Er kunnen redenen zijn om actief in te grijpen en te herverdelen, maar dit vergt coördinatie tussen het Rijk en decentrale overheden.

Nationale kosten voorgestelde maatregelen variëren van 4 tot 9 miljard euro per jaar

Er zijn grote verschillen in de kosten van deze maatregelenpakketten. De extra kosten voor bedrijven, burgers en overheden samen lopen uiteen van 4 miljard euro per jaar bij de SP tot 9 miljard bij GroenLinks. In deze optelsom zijn de kosten verwerkt van alle in dit rapport geanalyseerde maatregelen, met uitzondering van maatregelen voor het oplossen van het woningtekort. De kosten voor de gebouwde omgeving en mobiliteit zijn bij de meeste partijen het meest omvangrijk.

Deze figuur laat zien wat de nationale kosten zijn van de maatregelen die politieke partijen voorstellen voor de leefomgeving in 2030. In de figuur zijn de kosten weergegeven van alle maatregelen, behalve die voor het stimuleren van het woningaanbod. De nationale kosten zijn het saldo van de directe financiële kosten en baten voor burgers, bedrijven en de overheid bij elkaar. De nationale kosten in 2030 variëren tussen de 5 tot 6 miljard bij het CDA , SP, PvdA en de ChristenUnie, circa 8 miljard bij D66 tot circa 9 miljard euro per jaar bij GroenLinks. Bij GroenLinks, D66 en de SP zijn de nationale kosten in de gebouwde omgeving het omvangrijkst. Bij de ChristenUnie en het CDA zijn ze in de gebouwde omgeving en mobiliteit van ongeveer gelijke omvang. Bij D66 en GroenLinks zijn de kosten die in de industrie en de mobiliteit gemaakt worden vergelijkbaar. De SP en D66 zijn de enige partijen die kosten maken voor het opkopen van rechten in het Europese systeem van emissiehandel.
Deze figuur laat zien wat de nationale kosten zijn van de maatregelen die politieke partijen voorstellen voor de leefomgeving in 2030. In de figuur zijn de kosten weergegeven van alle maatregelen, behalve die voor het stimuleren van het woningaanbod. De nationale kosten zijn het saldo van de directe financiële kosten en baten voor burgers, bedrijven en de overheid bij elkaar.

Analyse met name van betekenis voor vergelijking tussen partijen

De mogelijke effecten van maatregelenpakketten zijn omgeven met onzekerheden. Bij een hogere of juist lagere economische groei, bijvoorbeeld als gevolg van de coronacrisis, of wijziging in de uitvoering van maatregelen, zal de uitkomst anders zijn. Betekenisvoller dan de absolute uitkomsten zijn de verschillen in de omvang van de berekende effecten. De meerwaarde van deze analyse is vooral dat zij inzicht geeft in de overeenkomsten en verschillen van de effecten van de partijvoorstellen.