Onzekerheid over niet-CO2-broeikasgassen zet haalbaarheid klimaatdoelen op het spel

Grofweg een derde van huidige opwarming van het klimaat is toe te schrijven aan andere broeikasgassen dan CO2, zoals methaan (CH4), lachgas (N2O), en gefluoreerde broeikasgassen (HFKs, PFKs, SF6 en NF3). Desondanks gaat in verhouding weinig aandacht in klimaatbeleid en -scenario’s naar deze niet-CO2-gassen. Over het reductiepotentieel van deze broeikasgassen bestaat grote onzekerheid. In een nieuw onderzoek in Nature Communications concluderen onderzoekers van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en andere instituten dat met pessimistische aannames voor niet-CO2-emissies het 1,5 gradendoel al niet meer haalbaar is. Met gunstigere aannames is dit nog wel mogelijk. Meer aandacht voor reductie van deze broeikasgassen is daarom van groot belang.

In klimaatscenario’s wordt doorgaans gerekend met slechts één gemiddeld pad voor emissies van niet-CO2-broeikasgassen. Daardoor blijft veel onzekerheid rond reductiemogelijkheden van deze gassen buiten beeld. Voor het eerst heeft een nieuw onderzoek daarom op een rij gezet hoeveel de optelsom van maatregelen, zoals het verminderen van methaanlekken in olie- en gaswinning en het gebruik van kunstmest waarbij minder lachgas vrijkomt, maximaal en minimaal kan bijdragen aan de beperking van de uitstoot van broeikasgassen.

Hogere emissies van overige broeikasgassen betekenen dat er minder ruimte is voor uitstoot van CO2 om klimaatdoelen te halen. In een 2 gradenscenario omspant het verschil tussen optimistische en pessimistische aannames voor reductie van niet-CO2-broeikasgassen een bandbreedte van 240 Gt CO2 in het koolstofbudget (hoeveel CO2 in de rest van de eeuw nog mag worden). Daarmee blijken niet-CO2-gassen een bepalende factor te zijn voor de haalbaarheid van de klimaatdoelen van Parijs, waarvoor een geschat koolstofbudget resteert van 400 Gt (1,5 graden) of 1000 Gt (2 graden).

De kosten van klimaatbeleid hangen sterk af van beschikbaarheid van reductiemaatregelen voor niet-CO2-gassen. Die zijn vaak goedkoper dan CO2-reductie, maar als goedkope maatregelen te weinig reductie opleveren zijn ook de dure nodig. Hierdoor stijgen de kosten van klimaatbeleid in een pessimistisch niet-CO2-scenario met 30 tot 40 procent. Het onderzoek gaat het diepst in op emissiereductie in de landbouw, omdat die emissies (onder meer veeteelt, kunstmest en rijstbouw) het moeilijkst te elimineren zijn en de onzekerheid over inzetbaarheid van maatregelen er het grootste is.

In Glasgow kwamen regeringsleiders tijdens de COP26 in 2021 de Global Methane Pledge overeen. Hierin verklaren (inmiddels 150) overheden dat in 2030 de uitstoot van krachtige niet-CO2-broeikasgassen zoals methaan 30 procent lager zou moeten liggen dan in 2020. “Maar we weten relatief weinig over de haalbaarheid van de Global Methane Pledge en mogelijk ambitieuzere doelen in de toekomst”,  zegt coördinerend auteur Mathijs Harmsen van het PBL. “Er is verrassend weinig literatuur over het toekomstige reductiepotentieel van niet-CO2-broeikasgassen. Modelmatige scenariostudies gebruiken oude data en middle-of-the-road-schattingen. Daardoor blijft de onzekerheid verstopt in de modellen, en blijven de mogelijk grote gevolgen daarvan buiten beeld. Dat hopen we met dit onderzoek recht te zetten.” Volgens coauteur Detlef van Vuuren (PBL,UU) onderstreept het onderzoek dat de onzekerheid rond niet-CO2-emissies directe gevolgen heeft voor benodigde daling van CO2-uitstoot en de daarmee samenhangende uitfasering van fossiele brandstoffen: als niet-CO2-uitstoot weinig daalt zullen CO2-emissies sneller moeten dalen om doelen te halen.

Volgens het onderzoek in samenwerking met IIASA, PIK en UU is het belangrijk om meer studies naar specifieke reductie-maatregelen uit te voeren. Dat zou innovatie in de hand werken, met mogelijke kostendaling en dus hogere emissiereducties tot gevolg. Ook kunnen maatregelen zo bijtijds worden opgeschaald en al op korte termijn effect sorteren. Bovendien geven studies een beter beeld van de mogelijke reducties in toekomst. Dat is broodnodig om de onzekerheid in uitkomsten te verkleinen en beter te weten hoe snel maatregelen op andere gebieden nodig zijn. De grootste onzekerheid rond maatregelen blijkt namelijk te schuilen in de technische haalbaarheid ervan.

Gerelateerd

Over het onderwerp:

Klimaat en energie

Analyseren van het effect van beleid op de broeikasgasreductie, nu en in de toekomst, en verkennen van verschillende opties waarmee de reductiedoelen gehaald kunnen worden.

Meer over klimaat en energie