Doelstelling circulaire economie 2030
Operationalisering, concretisering en reflectie

17-12-2019 | Rapport

Het is de ambitie van het kabinet om het gebruik van primaire abiotische grondstoffen in 2030 te halveren. Deze policy brief schetst voorstellen om deze doelstelling concreter en meetbaar te maken. Om richting een circulaire economie te sturen zijn echter meerdere doelen nodig. Alleen sturen op input houdt onvoldoende rekening met de effecten van het gebruik van grondstoffen.

Dit concludeert het PBL in de policy brief 'Doelstelling Circulaire Economie 2030. Operationalisering, concretisering en reflectie'. Het is een gezamenlijk product van het PBL, het Centraal Bureau voor de Statistiek en TNO. De policy brief is antwoord op de vraag uit het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie 2019-2023 aan het PBL om de doelstelling voor 2030 te concretiseren en te operationaliseren.

Concretisering huidige doelstelling is nodig

Om het doel concreter te formuleren en meetbaar te maken moet onder meer worden vastgesteld om welke grondstoffen het gaat, in welke eenheden ze gemeten moeten worden en wat de reikwijdte van de halveringsdoelstelling precies is.

We komen daarom met de volgende aanbevelingen voor het concretiseren en operationaliseren van de halveringsdoelstelling: 

  1. meet de omvang van het grondstoffengebruik in tonnen;
  2. leg het basisjaar vast in beleid; 
  3. maak een keuze of fossiele brandstoffen onder de halveringsdoelstelling vallen;
  4. gebruik een ketenbenadering die het directe en indirecte gebruik van grondstoffen meeneemt;
  5. gebruik zowel het productie- als het consumptieperspectief op grondstoffengebruik, want beide bieden relevante aangrijpingspunten voor beleid.

Voor circulaire economie is sturing nodig op meerdere doelen

De huidige halveringsdoelstelling geeft een ambitie en richting aan. Hoewel het nuttig is input van grondstoffen te meten, is dat niet voldoende. De voortgang van de transitie naar een circulaire economie is niet in één getal te vangen. Voor het beleid gericht op een circulaire economie bevelen we aan te werken met een set doelen die kijkt naar de input,  het gebruik, en de output van grondstoffen, gemeten in zowel tonnen als euro’s (figuur 1). Deze eenheden moeten uitdrukking geven aan de beoogde effecten: minder milieudruk in de keten en verbetering van leveringszekerheid voor kritieke materialen.

Differentiatie naar transitieagenda’s en productgroepen is nodig

De verschillen tussen productgroepen zijn vaak groot. Zo zijn de relevante effecten in het domein kunststoffen vooral zwerfafval en CO2. Voor de maakindustrie is er naast CO2 een breed scala van relevante volksgezondheids- en milieueffecten, zoals giftige emissies naar lucht, bodem en water, en kunnen er in dit domein voor bepaalde grondstoffen ook leveringszekerheidsrisico’s optreden.

Tegen deze achtergrond is het wenselijk doelen te ontwikkelen voor specifieke productgroepen en bijbehorende transitieagenda’s op te stellen. Het is belangrijk dat de overheid deze stap zet in nauwe samenspraak met de bij de transitieagenda’s betrokken partijen.

Figuur 1 Een circulaire economie vraagt niet alleen om sturen op de omvang van grondstoffenstromen, maar ook op de waarde ervan en de beoogde effecten: minder milieudruk en verbetering van de leveringszekerheid van kritieke materialen
Figuur 1 Een circulaire economie vraagt niet alleen om sturen op de omvang van grondstoffenstromen, maar ook op de waarde ervan en de beoogde effecten: minder milieudruk en verbetering van de leveringszekerheid van kritieke materialen