Ecologische effectiviteit van Natuurwetgeving

De huidige natuurwetgeving, dat wil zeggen de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet, beschermt kwetsbare soorten, habitats en gebieden door hun behoefte aan bescherming af te wegen tegen het maatschappelijk belang van onder andere werkzaamheden en projecten. Daarmee geeft de wetgeving een afwegingskader voor de inherente spanning tussen natuur en maatschappelijk belang. Het rapport richt zich op de ecologische effectiviteit van de huidige natuurwetgeving. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft het onderzoek daarvoor uitgevoerd op verzoek van het ministerie van EL&I, in antwoord op twee moties van de Tweede Kamer in december 2008, te weten de motie-Jacobi & Jager en de motie-Van der Ham c.s.

Het rapport concludeert dat de natuurwetgeving ecologisch effectief is, omdat de aanwezigheid van kwetsbare, beschermde soorten en gebieden wordt meegewogen in de vergunning- of ontheffingsaanvraag bij activiteiten als nieuwbouw, het slopen van gebouwen of het kappen van bomen. Nederland gaat niet op slot door de bescherming van soorten en habitats. Slechts bij een klein deel van de vergunning- en ontheffingsaanvragen kan het project of de activiteit niet doorgaan vanwege ontoelaatbare effecten. Voor het vinden van een balans tussen bescherming en uitvoering past het bevoegd gezag vooral maatregelen toe die schade voorkómen (mitigerende maatregelen) en maatregelen om het leefgebied elders te herstellen (compenserende maatregelen).

Zwakke punten in de natuurwetgeving vormen de naleving van compenserende en mitigerende maatregelen en van de voorwaarden in de gedragscodes. Compenserende en mitigerende maatregelen worden regelmatig onvoldoende en niet op tijd uitgevoerd. Bij gedragscodes worden niet altijd de afgesproken aanvangsgegevens verzameld en laat de bescherming van beschermde soorten bij de uitvoering van werkprotocollen te wensen over. Daarnaast worden beschermde soorten die extra kwetsbaar zijn (omdat zij in een ongunstige staat van instandhouding verkeren en een dalende trend in hun populatie vertonen) niet extra ontzien in termen van het aantal compenserende en mitigerende maatregelen. Hun ongunstiger wordende staat van instandhouding vraagt daar, ook wettelijk gezien, wel om.

Door de complexe ecologische relaties tussen dieren, planten en hun habitats is de natuurwetgeving gebaat bij evaluaties en monitoring. Op die manier kan het bevoegd gezag leren van de toepassing en zo de ecologische effectiviteit verbeteren. De huidige natuurwetten stimuleren dit leren onvoldoende, onder andere omdat ecologische veranderingen nauwelijks worden gemonitord. Met de voortgaande decentralisatie komen de gegevens meer en meer bij de twaalf provincies te liggen, en zonder regie komen deze gegevens landelijk mogelijk moeilijk beschikbaar. Een risico van decentralisatie is bovendien dat de provincies de op rijksniveau aanwezige kennis niet ten volle benutten.

Auteurs

M.P. van Veen (PBL), M.E. Sanders (WUR) & M.E.A. Broekmeyer (WUR)

Kenmerken

Publicatietitel
Ecologische effectiviteit van natuurwetgeving
Publicatiedatum
19 januari 2012
Publicatie type
Publicatie
Publicatietaal
Nederlands
Productnummer
424