Notitie over biobrandstoffenbeleid

In haar biobrandstoffenbeleid doet de Europese Commissie een interessante poging economische belangen en het milieu eerlijk tegen elkaar af te wegen: dat blijkt uit een half september uitgelekt voorstel. Het heeft de Commissie wél twee jaar gekost om hiertoe te komen. Dat is niet vreemd gezien de grote tegengestelde belangen. Als dit voorstel stand houdt in het lobbygeweld in Brussel, is het een belangrijk signaal voor duurzame ontwikkeling in de praktijk. Dat is de conclusie van een beoordeling van het voorstel door het Planbureau van de Leefomgeving.

Landgebruik van biobrandstoffen raakt aan voedselproductie en natuurbeheer

Het conceptvoorstel van de Europese Commissie richt zich op de negatieve effecten van het landgebruik voor gewassen zoals koolzaad, tarwe, maïs, rietsuiker en oliepalm. Daarmee raakt het aan de problematiek van het mondiale landgebruik, een zeer belangrijk aspect van duurzame ontwikkeling. Land is immers nodig voor voedselproductie, maar ook voor natuur, de opslag van CO2 en de waterkringloop. Hoewel de landbouwopbrengsten per hectare steeds hoger worden, is de algemene tendens dat er nog steeds natuur in landbouwgrond wordt omgezet en er regelmatig sprake is van hoge voedselprijzen.

De manier waarop land wordt gebruikt is een zaak van nationale overheden. Hoewel beleidsmakers hun handen daarom liever niet branden aan het probleem van mondiaal landgebruik, staat het onderwerp met de biobrandstoffen midden in de beleidsactualiteit. Dat heeft vooral te maken met emissie van CO2 die het gevolg kan zijn van veranderingen in landgebruik. De overheid heeft de afgelopen tien jaar de ontwikkeling van biobrandstoffen gestimuleerd, ervan uitgaande dat ze minder broeikasgassen uitstoten dan benzine en diesel. Dat bleek vaak niet het geval.

Vermindering van broeikasgasemissies niet zo zeker

Volgens de Europese duurzaamheidscriteria mag er voor de teelt van gewassen voor biobrandstoffen geen natuurlijk gebied in landbouwgrond worden omgezet. Biobrandstoffen mogen echter wel worden geteeld op al bestaande landbouwgrond. Als op die grond tot dan toe echter voedsel werd geproduceerd, verschuift die voedselproductie vervolgens en wordt ergens anders toch waardevolle natuur omgezet. Bij die omzetting komt bovendien koolstof vrij, die in de bodem en de natuurlijke vegetatie was opgeslagen. Dit indirecte gevolg van de biobrandstoffenproductie levert een aanzienlijke extra CO2-uitstoot.

De Europese Commissie heeft al twee jaar geleden aangegeven de duurzaamheidscriteria te zullen uitbreiden om dit indirecte effect te ondervangen. Dat bleek een hachelijke zaak. Om te beginnen kan de wetenschap geen eenduidige cijfers geven over hoe groot dit effect precies is of in de toekomst zal zijn, omdat het afhangt van vele (onzekere) ontwikkelingen zoals de groei van de wereldbevolking, de voedselconsumptie en de landbouwproductiviteit. Het gaat dus om een risicoafweging en dat is lastig in een situatie met zo sterk tegengestelde belangen.

Economische belangen tegenover ecologische belangen

De belangen van bedrijven in de productieketen zijn groot. Voor de landbouw kwamen de biobrandstoffen immers als een geschenk uit de hemel. Het leverde nieuwe afzetmarkten voor bekende producten. Er is in enkele jaren ook een heel nieuwe sector van biobrandstoffenproducenten ontstaan om te kunnen voldoen aan de door de overheid gecreëerde vraag. Natuurlijk willen deze bedrijven rendement op hun investeringen en perspectief op groei. Het gevoerde Europees beleid heeft verwachtingen gewekt. De belangen van de bedrijven staan tegenover de milieubelangen. Vanuit ecologisch perspectief is er veel voor te zeggen om geen of zeer beperkt biobrandstoffen in te zetten waarvoor landbouwgrond nodig is.

Beperking van de inzet van ‘voedselgewassen’ als brandstof

Uiteindelijk heeft de Commissie in dit spanningsveld gezocht naar een duurzame uitweg, waarbij de confrontatie met economische belangen niet uit de weg is gegaan. Voor biodiesel op basis van plantaardige oliën (zoals palmolie en koolzaadolie) is het zeer waarschijnlijk dat het voorstel leidt tot een daadwerkelijke begrenzing van de toepassing. Daarentegen is het niet ondenkbaar dat sommige producenten nog wel verder kunnen gaan met het op de Europese markt brengen van bio-ethanol op basis van landbouwgewassen. Negatieve indirecte effecten in de vorm van aanzienlijke extra broeikasgasemissies zijn daarbij nog steeds niet uit te sluiten. De Commissie hoopt dit risico te beperken door een grens aan de totale inzet van voedselgewassen als brandstof en door de ontwikkeling van innovatieve technieken extra te stimuleren. Afgewacht moet worden of die laatste aanpak effectief zal zijn.

De risico’s zijn gewogen. Het voorstel toont dat de indirecte effecten en dus de problematiek van het mondiale landgebruik serieus zijn genomen. Een absolute garantie op het voorkomen van negatieve effecten biedt het voorstel niet, maar het is een belangrijke stap, die in de huidige situatie vanuit ecologisch perspectief gezien waarschijnlijk de meest haalbare is. Het is aan de lidstaten en het Europarlement om hun standpunt hierover vast te stellen. Ongetwijfeld zullen er pogingen worden ondernomen het voorstel alsnog aan te passen. De uitkomst vormt een belangrijke toets voor de werkelijke betekenis van duurzame ontwikkeling in de praktijk.

Auteurs

Jan Ros

Kenmerken

Publicatietitel
Notitie over biobrandstoffenbeleid
Publicatiedatum
17 september 2012
Publicatie type
Publicatie
Productnummer
92732