EU-klimaatvoorstellen vragen van Nederland grotere inspanningen en op onderdelen andere koers

De voorstellen in het ‘Fit for 55’ pakket dat Eurocommissaris Frans Timmermans op 14 juli presenteerde, hebben forse gevolgen voor het Nederlandse klimaat- en energiebeleid. Voor een deel sluiten de voorstellen aan bij het lopende Nederlandse beleid, maar voor een deel vragen ze ook om een koerswijziging, én in alle gevallen betekenen ze een forse extra inspanning. Wel kunnen de voorstellen nog flink wijzigen tijdens de behandeling ervan door de Raad van Ministers en het Europees Parlement  – en daarmee ook de gevolgen voor Nederland.

Dat concludeert het PBL in zijn policy brief ‘Nederland Fit for 55? Mogelijke gevolgen van het voorgestelde EU-klimaatbeleid’. De publicatie is geschreven op verzoek van zowel het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat als de Tweede Kamer.

Voorstellen zetten in op tempoversnelling in gehele EU

Het pakket vormt een veelomvattend én samenhangend bouwwerk, waarin wijzigingen voor vrijwel alle belangrijke pijlers van het klimaat- en energiebeleid worden voorgesteld. Met het pakket past Europa zijn beleidskaders aan aan het wettelijk vastgelegde doel van een klimaatneutrale EU in 2050 en het tussendoel van 55% vermindering van broeikasgassen in 2030 ten opzichte van 1990. Om die doelen te behalen, is een forse tempoversnelling nodig in de gehele EU. De Commissie wil dit bereiken door een combinatie van bredere beprijzing van CO2-uitstoot, scherpere normen, en verschillende bindende en indicatieve doelstellingen voor lidstaten. Ze maakt bovendien de internationale lucht- en scheepvaart nadrukkelijker onderdeel van de uitstootregulering.

Aanpassing bestaande EU-richtlijnen betekent flinke extra opgave voor Nederland

In verschillende voorstellen worden nieuwe of scherpere bindende doelen voorgesteld. Nederland zal beleid moeten formuleren waarmee het aan deze verplichtingen kan voldoen. Zo vraagt de aanpassing van de Effort Sharing Regulation van Nederland een extra uitstootreductie in 2030 van ongeveer 15 megaton in de gebouwde omgeving, de mobiliteit, de landbouw en de lichte industrie, gemeten ten opzichte van het huidige doel. Daarvoor is aanvullend nationaal beleid nodig. Ook de herzieningen van de richtlijn voor hernieuwbare energie en de richtlijn voor energie-efficiency vragen om een grotere nationale inspanning. Alhoewel de hoofddoelen van deze richtlijnen niet nationaal bindend zijn, betekenen de subdoelen voor groene-waterstofgebruik, energiebesparing en hernieuwbare energie voor verwarming en koeling wel fikse bindende opgaven voor Nederland.

Voorstellen zorgen op onderdelen voor gelijker speelveld Nederland en andere EU lidstaten

Met de CO2-heffing en subsidiëring van verduurzaming in de industrie, het verbod op kolenstook in elektriciteitscentrales en de stimulering van elektrische voertuigen ging Nederland in het Klimaatakkoord uit 2019 verder dan het Europese beleid. Nu de Europese Commissie voorstelt om het EU-emissiehandelssysteem en de normen voor de uitstoot van voertuigen aan te scherpen, ontstaat er voor Nederland een gelijker speelveld. Die EU-brede aanscherping kan bovendien zorgen voor snellere innovaties, die ook voor de Nederlandse verduurzaming meewind kunnen betekenen.

In sommige sectoren vragen EU-voorstellen om koerswijziging

Het pakket lijkt slechts beperkt aan te sluiten bij de Nederlandse verduurzamingsstrategie voor de industrie. Waar Nederland via de afspraken in het Klimaatakkoord inzet op een tijdelijk belangrijke rol voor afvang en opslag van CO2 en gebruik van blauwe waterstof, koerst de Commissie direct af op het klimaatneutrale einddoel via de verplichte inzet van een groot aandeel groene waterstof, en stevige algemene doelen voor hernieuwbare warmte en energiebesparing. Het voorstel dreigt daarmee de Nederlandse transitie tot 2030 duurder te maken en betekent tevens een risico voor het emissiereductietempo in de industrie, vanwege de benodigde doorlooptijd voor opschaling in productie- en transportcapaciteit van groene waterstof.

De gevraagde specifieke aandacht voor energie-armoede in het Europese klimaatbeleid betekent een nieuw element voor Nederland. Het gaat hier onder meer om het financieel ontlasten van burgers die moeite hebben om bij te dragen aan de kosten van de energietransitie. Denk aan huurders die hun energielasten zien stijgen zonder daar iets tegen te kunnen doen. Dit is een andere benadering dan de huidige Nederlandse inzet op woonlastenneutraliteit voor iedereen. Zo vraagt de Commissie prioriteit te geven aan woningverduurzaming bij deze energie-armen en stelt zij hiertoe voor lidstaten middelen beschikbaar uit een op te richten sociaal fonds. Nederland zal moeten kijken welke mogelijkheden het heeft om, aanvullend op het huidige inkomens- en sociale beleid, in het energiebeleid aandacht aan energie-armen te besteden.

Gerelateerd

Over het onderwerp:

Klimaat en energie

Analyseren van het effect van beleid op de broeikasgasreductie, nu en in de toekomst, en verkennen van verschillende opties waarmee de reductiedoelen gehaald kunnen worden.

Meer over klimaat en energie