Referentieraming energie en emissies 2010-2020

Nederland dreigt de doelen te missen voor de terugdringing van broeikasgassen, energiebesparing en het aandeel duurzame energie. Ook mét de maatregelen die het kabinet voor zijn val overwoog, blijven de energiedoelen van de regering voor 2020 buiten bereik. Niettemin heeft het kabinetsbeleid aanzienlijke effecten. Dat blijkt uit een studie van EnergieonderzoekCentrum Nederland (ECN) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Nieuwe maatregelen, die de instituten in een tweede studie doorrekenen, kunnen de doelen dichterbij brengen.

Aanleiding

In Nederland is in 2007 het werkprogramma Schoon en Zuinig (S&Z) gestart. Het grootste deel van de plannen van dit programma is inmiddels ingevoerd. Het kabinet Balkenende IV had ambitieuze doelen gesteld voor 2020: 30 procent minder broeikasgasuitstoot dan in 1990; een aandeel van 20 procent hernieuwbare energieproductie en 2 procent energiebesparing per jaar vanaf 2011. Op verzoek van de regering hebben ECN en PBL de effecten van het vaststaande en voorgenomen beleid in kaart gebracht. Het rapport Referentieraming energie en emissies 2010-2020 is op 29 april 2010 door de minister van VROM naar de Tweede Kamer gestuurd.

Resultaten

De onderstaande figuur toont in hoeverre het beleid de kabinetsdoelen voor 2020 realiseert. Met het totale vastgestelde en voorgenomen kabinetsbeleid blijft de uitstoot van broeikasgassen nog 21 megaton hoger dan het doel van 150 megaton in 2020 (1 megaton = 106 ton). Het aandeel hernieuwbare energie stijgt van bijna 4 procent in 2009 tot 15 procent als de subsidiegelden nog worden verhoogd tot € 3 á 4 miljard per jaar. Het totale Schoon en Zuinig-beleid verhoogt het besparingstempo van 0,7 tot 1,2 procent per jaar naar 1,1 tot 1,6 procent. Zowel de ingevoerde plannen uit Schoon en Zuinig als de voorgenomen maatregelen dragen dus bij aan het realiseren van de doelen. Maar ook volledige uitvoering van het voorgenomen beleid is ontoereikend om de kabinetsdoelen te halen.

Figuur: staafdiagram met het voorgenomen beleid en de kabinetsdoelen van het werkprogramma Schoon en Zuinig in 2020; de volledige uitvoering van het voorgenomen beleid is ontoereikend om de kabinetsdoelen te halen (PBL)

Op verzoek van minister Cramer is naast het Schoon en Zuinig-beleid nog een groot aantal aanvullende instrumenten beoordeeld. Minister Cramer heeft vorig jaar aan de Tweede Kamer namelijk toegezegd aanvullend beleid te ontwikkelen toen bleek dat de doelen niet bereikt werden.

Met de val van het kabinet staan belangrijke onderdelen van het voorgenomen beleid weer ter discussie, zoals de verhoging van de subsidies voor hernieuwbare energie en de kilometerbeprijzing. Ook over eventueel aanvullend beleid moet een volgend kabinet besluiten gaan nemen.

Europese doelen voor Nederland

Ook de Europese Commissie heeft doelen gesteld voor Nederland. De Nederlandse sectoren die niet onder het Europese emissiehandelssysteem vallen, moeten van de Europese Commissie in 2020 hun broeikasgassen gereduceerd hebben met 16 procent ten opzichte van 2005. Het vastgestelde beleid is waarschijnlijk ontoereikend om het Europese emissiedoel te halen. Met uitvoering van het voorgenomen beleid wordt het doel waarschijnlijk wel gehaald.

Daarnaast geldt een doel voor hernieuwbare energie van 14 procent van de vraag naar warmte, transportbrandstoffen en elektriciteit. Ook om alleen het Europese doel van 14 procent hernieuwbare energie te halen, blijft het noodzakelijk om de Nederlandse inspanningen fors te verhogen.

Luchtverontreiniging

De Referentieraming rapporteert ook over de te verwachten emissie van luchtverontreinigende stoffen. Naast de energie- en klimaatdoelen streeft het kabinet een aantal doelen na voor de vermindering van luchtverontreiniging. Deze doelen zijn veelal Europees en de EU zal ze in 2020 verder aanscherpen. De doelen voor stikstofoxiden, zwaveldioxide, fijn stof en vluchtige organische stoffen liggen binnen bereik bij uitvoering van het vastgestelde beleid. De uitstoot daarvan komt in 2020 rond het niveau van het Europese plafond. Voor de uitstoot van ammoniak is de kans op overschrijding van het doel reëel.

Aanvullende maatregelen

ECN en PBL hebben een taxatie gemaakt van de effecten en kosten van eventuele aanvullende beleidsmaatregelen. De bij Schoon en Zuinig betrokken ministeries hebben zelf een selectie van beleidsmaatregelen aangedragen. Hier volgt een uiteenzetting van de belangrijkste mogelijkheden.

Nederland kan een aantal chemische procesinstallaties vanaf 2013 onder het Europese handelssysteem van emissierechten (ETS) brengen, zonder dat het plafond van CO2-uitstoot in Europa navenant meegroeit. ECN en PBL becijferen dat dit in Europa enkele megatonnen extra terugdringing oplevert. Deze verschuiving betreft 4,7 megaton per jaar voor de chemie, 0,8 tot 1,3 megaton voor installaties van warmtekrachtkoppeling en 0,9 megaton voor grotere installaties die andere broeikasgassen dan CO2 uitstoten.

Een belangrijke mogelijkheid is de verhoging van de energiebelasting op aardgas en elektriciteit. De tijd die nodig is om investeringen in energiebesparing en CO2-reductie terug te verdienen wordt daardoor korter. Technieken als warmtekrachtkoppeling worden aantrekkelijker. De opbrengst van deze verhoging wordt teruggesluisd via de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting. Ook grootverbruikers zijn niet uitgezonderd bij dit voorstel. Zij gaan 10 tot 15 procent meer betalen voor gas en 15 tot 20 procent meer voor elektriciteit.

Het kabinet is van plan de Subsidieregeling voor Duurzame Energieopwekking (SDE) te bekostigen door een opslag op de elektriciteitsrekening. ECN en PBL hebben ook berekend wat het effect is als de helft van dit geld uit een opslag op aardgas komt. Het voordeel van een opslag op aardgas is dat dit ook effect heeft op de CO2-emissie die buiten het Europese plafond valt. Een heffing op elektriciteit heeft vooral effect op de uitstoot van centrales die toch al wordt gemaximeerd door het Europese plafond.

ECN en PBL hebben drie maatregelen doorgerekend voor meer hernieuwbare energie. Een verplichting voor kolencentrales om biomassa mee te stoken met subsidie kost 300 miljoen euro en levert 35 petajoule (1 petajoule = 1015 Joule) duurzaam opgewekte energie op. Een subsidieregeling voor duurzame warmte en groen gas kost 430 miljoen euro en levert 40 petajoule op. Het verhogen van de biobrandstof verplichting in transportmiddelen kost 210 miljoen euro en levert maximaal 16 petajoule op. Ter indicatie: bij volledige uitvoering van het voorgenomen beleid in 2020 bedraagt de productie van hernieuwbare energie ruim 500 petajoule, 16 procent van de totale energievoorziening.

Energiebesparing valt nog extra te realiseren in bestaande gebouwen. De combinatie van maatregelen die ECN en PBL onderzochten, leidt tot een terugdringing van maximaal 4,3 megaton CO2-uitstoot per jaar.

Voor de industrie analyseerden ECN en PBL elf verschillende beleidsmogelijkheden. Maatregelen in deze categorie kunnen een direct effect op de internationale concurrentiepositie hebben. Voor sectoren onder het Europese systeem van emissiehandel geldt dat CO2-reductie alleen tot extra ruimte voor uitstoot elders leidt.

Een CO2-norm voor kolencentrales of een verplichting van afvang en onderaardse opslag van CO2 (CCS) leidt tot extra reductie van maximaal 14 megaton CO2. Dit gaat gepaard met een tien procent hogere elektriciteitsprijs en een vermindering van de export van elektriciteit.

De landbouw stoot ook andere broeikasgassen uit dan CO2, zoals methaan in de veeteelt. Door innovaties in veevoeders kan de uitstoot verder teruggedrongen worden. ECN en PBL taxeert een reductie van 0,5 megaton CO2- uitstoot als de veevoeders overal in de landbouw aangepast worden. De vergisting van mest kan een vergelijkbaar effect hebben.

Rapporten

De Referentieraming Energie en Emissies 2010-2020 van EnergieonderzoekCentrum Nederland (ECN) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) brengt in kaart hoe het energiegebruik en de uitstoot van broeikasgassen en luchtverontreinigende stoffen zich ontwikkelen tot 2020. Het rapport Aanvullende beleidsopties Schoon en Zuinig van ECN en PBL taxeert de effecten van een aantal aanvullende maatregelen op de realisatie van de energie- en klimaatdoelen. Het derde rapport is de Monitor “Schoon en Zuinig” van ECN en Agentschap NL waarin de realisaties en de voortgang van het beleid tot nu toe zijn aangegeven.

Auteurs

B. Daniels (ECN) en S. Kruitwagen (PBL)

Kenmerken

Publicatietitel
Referentieraming energie en emissies 2010-2020
Publicatiedatum
29 april 2010
Publicatie type
Publicatie
Publicatietaal
Nederlands
Productnummer
317